Doch [67]gij hebt Mij niet aangeroepen, o Jakob! [68]als gij u tegen Mij vermoeid hebt, o Israel!
67. De Heere wil zeggen dat zij het met hunne vroomheid niet verdiend hadden dat Hij hen verlossen zou, want dat zij hem naar behoren niet gediend hadden. Alsof Hij zeide: Het heeft tot mijne eer en tot mijn dienst niet gestrekt, dat gij zoveel moeite gedaan hebt, met zoveel offeranden te slachten, onderhoudende zeer nauw de ceremonien der wet; zoveel het uiterlijke aangaat hebt gij dit gedaan om de sleur te houden, zonder geloof, en dienvolgens tegen mij, dat is, met overtredingen tegen mij en tot mijn verdriet; zie vs.24. Anders: om mijnentwil; zie 1 Sam.15:22; hfdst.1 vs.11.
68. Of, maar gij zijt Mij moede geweest.